In de 10de eeuw doken de eerste primitieve sluizen op: de "portae aquarium", bestaande uit dikke planken die langs weerskanten in houten palen heen en weer schoven om het waterpeil te regelen. Ongeveer een eeuw later, met de opkomst van het handelsverkeer en de zwaardere schepen, werd het noodzakelijk om de bevaarbaarheid van de Dender te vergroten.
In 1285 werd de eerste kanalisatie een feit waardoor ook de eerste tolreglementen tot stand kwamen. Naast wijn, honing, fluweel en lijnwaad werden ook turf, hout, ijzer, stro, graan en zout verscheept op de Dender. In de 15de eeuw werden ook Vlaamse, Hollandse en Engelse kazen verscheept, samen met stokvis, lakens, saffraan, kaneel, peper, suiker, wijn, bier, koren, erwten en nog zoveel meer.
De Dender was in die tijd vaak onderwerp van tegenstrijdige belangen: enerzijds wilden de schippers kunnen varen op een hoog waterpeil en anderzijds hadden de boeren nood aan laag water voor hun weiden. Daarnaast wouden de molenaars zoveel mogelijk water gebruiker waardoor ook de scheepvaart dreigde stil te vallen.
In de 17de eeuw herstelde de scheepvaart zich en werd de Dender een belangrijke verbinding tussen Henegouwen en de Schelde. Er kwamen bruggen, nieuwe sluizen, de bedding werd verbreed en de rivier werd gekanaliseerd.
In 1840 nam de prille Belgische staat het bestuur van de Dender in handen en de "nieuwe Dender" werd een feit.
In de 19de en 20ste eeuw kwamen er tal van fabrieken langs de Dender, denk maar aan de lucifernijverheid. Na WO II verminderde het belang van de Dender zienderogen. Een herkalibrering kwam er nooit en de rivier is economisch van weinig nut geworden: de grote schepen van tegenwoordig kunnen niet op de Dender terecht en vooral recreatieve vaart is er van toepassing.